Een vader belde mij afgelopen week. Zijn dochter Fieke had twee jaar geleden cito gedaan en dit jaar was zijn andere dochter Lins aan de beurt. Hij maakt zich grote zorgen omdat het bij Fieke zo enorm ‘de mist is ingegaan. Fieke heeft faalangst en zijn Lins is ook wat onzeker. Bij Fieke was het hele circus van Cito overgekomen dat dit haar verdere loopbaan bepaalde. Alles hing ervan af. De uitslag kwam niet in de buurt van de verwachting. De uitslag was teleurstellend. De juf van Fieke wist zich er ook geen raad mee en heeft met al haar overtuiging Fieke nog wel  op het juiste niveau middelbaar onderwijs gekregen. De angst het niet goed te doen en alles wat daar van af hangt heeft Fieke volledig geblokkeerd. Nu is de vrees van vader dat Lins met deze zelfde teleurstelling te maken krijgt.

Niet de citotoets, maar faalangst bepaalt je verdere loopbaan!

Uit onderzoek blijkt dat in het basisonderwijs één op de twaalf leerlingen in enige mate last heeft van faalangst. Voor de citotoets is dit percentage veel hoger, maar cijfers hierover ontbreken.
Binnen het voortgezet onderwijs is dat in de basisvorming één op de tien leerlingen. Daarna loopt het getal op tot één op de vier leerlingen.
Faalangst is een vorm van angst. Angst is nuttig, het is een overlevingsmechanisme.
Welke ouder is niet blij dat zijn kind een beetje angstig is voor verkeer en daarom goed uitkijkt?
Hetzelfde geldt voor angst op school. Een kind dat een beetje angstig is voor de citotoets voelt spanning. Deze spanning maakt het mogelijk om zeer geconcentreerd aan te vallen op de taak waar hij/zij bang voor is. Het kind kan daardoor goed presteren op de citotoets.

Problemen komen pas als de angst niet op de taak zelf is gericht, maar op de mogelijkheid te zullen falen. Als je bang bent af te gaan, te mislukken. Bijvoorbeeld:

  • Het zal mij vast niet lukken…
  • Het moet nu echt goed gaan, want anders kan ik niet naar de school van mijn keuze.
  • De entreetoets heb ik ook verprutst. Ik ben zo’n domoor.

We spreken van faalangst bij de citotoets als de angst niet zozeer slaat op wat het kind nu moet doen, maar op de kans of de zekerheid dat het zal mislukken.
Dan wordt al die energie gericht op die vruchteloze gedachten aan mislukking. Alleen daar kun je aan denken. Alle andere onderwerpen worden in de hersens geblokkeerd, en je weet zelfs de gewoonste dingen niet meer.

Tips voor jou als ouder om je kind met faalangst of de kans op mislukking te ondersteunen:

-1. Leef je in

Bedenk allereerst dat élk kind uniek is en dat dit maakt dat je vooral naar je kind moet kijken en luisteren en aanvoelen wat hij of zij nodig heeft. Creëer een veilige en vooral gezellige plek thuis. Een kind dat de angst heeft op mislukking kan niets met de opmerkingen, “je kan het vast”, of “maak je niet druk”.

Dergelijke opmerkingen versterken het gevoel te falen en werken averechts. Het gaat erom je in te leven in wat het kind zelf ervaart.

-2. Mislukken mag best wel eens

Kinderen kunnen voor de citotoets weleens het gevoel hebben dat ze geen fouten mogen maken. Ouders kunnen dit voor kinderen nuanceren. Natuurlijk mag je fouten maken. Dat hoort er bij.

-3. Goed voorbeeld doet goed volgen

Het is natuurlijk vreemd als ouders bij hun kinderen aandringen op: ‘Mislukken mag best wel eens’, als ze daarin geen goed voorbeeld laten zien. Dan zijn ze niet geloofwaardig. Vertel ook eens over wat er niet goed is gegaan tijdens jouw dag en op je werk. Hiermee laat je terloops zien dat jij ook niet perfect bent en dat je er best van mag balen en dat morgen weer een nieuwe dag is. Als een kind van zijn ouders merkt, dat bij hen af en toe iets mislukt, is dat een goed voorbeeld. Het geeft ruimte in de ontwikkeling.

-4. Niet meegaan in het ‘tunneldenken’

Faalangstige kinderen kunnen vaak aan niets anders denken dan aan de beproeving die op komst is. Hun denken zit als het ware in een tunnel, er lijkt nauwelijks ruimte om aan iets anders te denken.
Om hen te helpen moet je je als ouder niet laten verleiden mee in die tunnel te gaan. In de aanloop naar de citotoets en de dagen van de citotoets kun je het kind afleiden door leuke dingen met hem te doen. Lekker filmje kijken, een leuk uitje, (samen) iets lekkers koken en hier ook samen de boodschappen voor doen. Is nog gezellig ook en je kind heeft niet alle tijd om te piekeren.